Rechters en officieren van justitie zeggen in meerderheid in ernstige gewelds- en zedenzaken gepleegd door jeugdigen (16-23 jaar) uit de voeten te kunnen met de mogelijkheden die het huidige jeugdsanctierecht biedt. Toch zijn hun ervaringen en opvattingen divers.
Een kleine meerderheid van zowel rechters als officieren (57 procent) zegt behoefte te hebben aan meer zeggenschap over en flexibiliteit in de locatie van de tenuitvoerlegging van de sanctie, vooral bij specifieke typen verdachten. Dit concluderen onderzoekers van de universiteiten van Leiden, Utrecht, Amsterdam en de VU in een onderzoek verricht in opdracht van het WODC.
De resultaten laten een divers beeld zien van de ervaringen en opvattingen van rechters en officieren van justitie ten aanzien van het jeugdsanctiestelsel bij de sanctionering van 16- tot 23-jarigen die zich schuldig maken aan een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf. Voor 16- en 17-jarigen geeft een meerderheid van de respondenten aan uit de voeten te kunnen met het huidige jeugdsanctiestelsel (72 procent) en geen behoefte te hebben aan een verhoging van de maximale jeugddetentieduur bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven (61 procent).
Voor 18- tot 23-jarigen geeft 63 procent van de respondenten aan uit de voeten te kunnen met het huidige jeugdsanctiestelsel. Toch heeft 61 procent van de respondenten wel behoefte aan verhoging van de maximale jeugddetentieduur voor deze doelgroep (de jongvolwassenen) bij de sanctionering van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Opvallend is dat de behoefte aan verhoging van de maximale jeugddetentieduur voor beide leeftijdsgroepen beduidend minder wordt gevoeld door participerende rechters en officieren van justitie.
De magistraten die aangeven geen behoefte te hebben aan verhoging van de maximale jeugddetentieduur, vinden dit onnodig of zelfs principieel onwenselijk, omdat het niet zou stroken met het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht. Zij vinden dat het jeugdsanctiekader, mede door de langdurige, vrijheidsbenemende PIJ-maatregel (Plaatsing in Inrichting voor Jeugdigen) die in combinatie met de maximale jeugddetentie kan worden opgelegd, reeds een toereikend instrumentarium biedt. In de uitzonderlijke, incidentele gevallen kan bovendien het volwassenensanctierecht worden toegepast ten aanzien van 16- en 17-jarigen, hetgeen voor jongvolwassenen uiteraard ook mogelijk is.
De magistraten die aangeven wel behoefte te hebben aan verhoging van de maximumduur van de jeugddetentie ervaren twee jaar jeugddetentie soms als ‘knellend’ in ernstige gewelds- en zedenzaken, vooral in zaken waarin geen PIJ-maatregel wordt geadviseerd door de deskundigen. Een aantal respondenten geeft aan dat de huidige maximale jeugddetentie wat hun betreft niet past bij het forse geweld dat zij in de praktijk, ook bij jeugdigen, soms zien.