Het gerechtshof Den Haag heeft dinsdag geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in een strafzaak tegen drie verdachten, waaronder een internetprovider. Dat betekent dat de officier van justitie vervolgingsrecht heeft. De strafzaak draait om twee strafbare feiten waarbij een internet service provider betrokken was.
Het bedrijf wordt ervan verdacht te hebben meegewerkt aan computercriminaliteit door klanten via de digitale infrastructuur van de internet service provider. Vorig jaar had de rechtbank Rotterdam beslist dat de officier van justitie dat vervolgingsrecht juist niet had. Daarmee kwam de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de strafzaak.
Volgens het Haagse hof vereist de wet niet dat de officier van justitie alleen een strafvervolging tegen een internet service provider mag instellen als en nadat aan die provider het bevel is gegeven de dienstverlening te staken.
Kennis van strafbaar handelen
Het dossier biedt voldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de internet service provider in deze strafzaak niet alleen kennis had van strafbaar handelen door klanten, maar dat bleef toestaan en zelfs adviezen gaf over dat strafbaar handelen. Onder die omstandigheden dient een dergelijk bevel geen redelijk doel. Daarnaast is het hof van oordeel dat het bij de beoordeling van de ontvankelijkheid niet alleen aankomt op de tekst van de tenlastelegging, maar ook op het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft de zaak teruggewezen naar de rechtbank Rotterdam. Dat betekent dat de zaak alsnog inhoudelijk door de rechtbank zal worden beoordeeld.