Het gebiedsverbod uit de Wet langdurig toezicht (Wlt) voorkomt niet dat slachtoffers van een misdrijf of nabestaanden de dader later weer kunnen tegenkomen in buurten waar zij wonen of werken. Het WODC concludeert dat ook de meeste andere strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke grondslagen om een gebiedsverbod op te leggen geen goede aanvullende werking hebben.
Het gebiedsverbod uit de Wlt kan wel confrontaties tussen slachtoffers of nabestaanden en daders voorkomen, maar niet in elk geval en niet voor altijd. Zo kan een gebiedsverbod onder de Wlt alleen worden verlengd bij zorgen over mogelijke herhaling van het misdrijf of in geval van ‘ernstig belastend gedrag’. Niet omdat een slachtoffer of nabestaande een dader niet meer wil tegenkomen.
Mensenrechten
Daarnaast wordt de duur van een gebiedsverbod beperkt door de mensenrechten van de dader. Zoals het recht op vrijheid en veiligheid en het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven. Gemeenten kunnen wel een gebiedsverbod opleggen, maar alleen als die gericht is op het bewaken van de algemene openbare orde en niet op situaties tussen individuen.
Het onderzoek is opgezet naar aanleiding van een motie waarin geconstateerd werd dat het onwenselijk is dat slachtoffers en nabestaanden ongewild worden geconfronteerd met de daders. Naar aanleiding van deze wens van de Tweede Kamer liet de minister van Justitie en Veiligheid onderzoeken of de in de Wlt geboden mogelijkheden hiervoor bruikbaar zijn.